Vandaag komt er na 45 jaar aan een tijdperk een eind. De orthopeed van het MCA in Alkmaar die de röntgenfoto van mijn knie bestudeert en aan mij toont is resoluut als hij mij toevoegt: “Ja meneer, het is wat het is; het kraakbeen in uw knie is door slijtage aan de dunne kant, niet ongebruikelijk voor iemand van uw leeftijd. Vroeger haalden we nog wel eens wat vocht en gruis uit de knie maar dat haalt niets uit. Niets aan te doen dus.”
Maar…., kan is nog wel blijven hardlopen? “U mag doen wat u wilt, maar hou het in de gaten en rustig dan kunnen uw knieën nog jaren mee!” En daarmee moet ik het dus doen.
‘Hardlopen’ – of wat daarvoor doorgaat – doe ik op onregelmatige basis vanaf ongeveer mijn vijftiende. Op Koninginnedag 1975 al schrijf ik mij solidair met een klasgenoot in voor een prestatieloop georganiseerd door Speeltuinvereniging Nieuw Leven en ijsclub Nova Zembla in Spaarndam. Van wat een prestatieloop precies is heb ik op dat moment geen flauw benul. In spijkerbroek, t-shirt en gewone schoenen kom ik er op de Boezemkade tot mijn verbazing en afgrijzen achter dat andere deelnemers zich in sportieve outfit aan het warmlopen zijn. Ik doe of mijn neus bloedt en loop de tocht uit. Het levert mij zowaar de oogst van drie ‘medailles’ op.
Na deze ervaring pak ik de zaken wat serieuzer aan. Van mijn zwager Frans – op dat moment een verwoed loper – krijg ik een paar heuse hardloopschoenen van Kahru, het merk waar ik trouw aan zal blijven tot ongeveer 2015. Eind jaren ’70 staan deze ‘high-tech‘ schoenen uit Finland in aanzien vanwege het luchtkussen voor vering in de hiel. Je ziet dus dat ook nu al de nodige onzinnige gadgets aan de man worden gebracht om ‘de sportieve prestaties naar een hoger plan te tillen’.
En zo ren ik in mijn late puberjaren wekelijks een paar maal vanuit Spaarndam een dikke negen kilometer langs Zijkanaal-C en pont Buitenhuizen naar het keerpunt bij het gemaal aan de Machinetocht.
Een vaste route zo moge duidelijk zijn. Dit vanwege de autist in mij die graag op elk moment wil weten hoe lang het nog lopen is naar de eindstreep. Het moment daarentegen is willekeurig. Zo besluit ik op een late vrijdagavond met twee pilsjes in de benen de ronde te doen. Door het pikkedonker, ik moet daar nu niet meer aan denken.
Rennen wordt aldus – samen met volleybal – mijn favoriete onderdeel van de verder door mij zo gehate gymlessen op het Mendel. Bij de Coopertest in het Pim Mulier Sportpark ren ik zoals hiernaast valt te lezen in twaalf minuten een verdienstelijke afstand van 2800 meter, ofwel 4,3 minuut per kilometer.
Please wait while flipbook is loading. For more related info, FAQs and issues please refer to DearFlip WordPress Flipbook Plugin Help documentation.
Als ik dit nu op mijn negen-en-vijftigste zo noteer dan besef ik terdege dat dit wel al lang geleden is. In de loop der jaren is mijn ‘prestatie’ gestaag ingekakt tot zo’n 6 minuten per kilometer en dan moet ik daarbij nog flink aan mijn stutten trekken. Maar presteren is al lang geen drijfveer meer. Daarover heb ik in de loop der jaren zo mijn eigen ‘hardlooop-filosofie‘ ontwikkeld.
Op basis van die filosofie loop ik uiteindelijk wekelijks in weer en wind door de Scager Kogge. Een kleine twaalf kilometer of, als de omstandigheden uitnodigen, soms veertien-en-een-half (zie ook). De frequentie en het moment kies ik bewust. Eén keer per week omdat ik voor meer geen ruimte heb, omdat het voldoende is om mijn conditie op peil te houden en om mijn gewrichten voldoende tijd te gunnen zich te herstellen.
Zondagmorgen is voor mij het uitgelezen moment om overtollige suikers te verbranden. Ik kom uit bed zodra het tijd is. Het ontbijt bestaat uit koffie met ontbijtkoek. Ondertussen beoordeel ik de weersomstandigheden opdat ik de juiste kleding kies. Dan de deur uit en eerst een paar honderd meter zigzaggend en/of hinkelend om lekker op te warmen. Nog wat rek- en strekoefeningen op het bruggetje en dan hup de polder in. De kunst is nu om in een mooie cadans terecht te komen waarbij snelheid ondergeschikt is. Het éénworden met de elementen – het weer en de omgeving – is het allerbelangrijkst. Eenmaal in die toestand aanbeland, na zo’n drie kilometer, is het puur genieten en kan ik lopen tot ik een ons weeg. Zodra thuis eerst tot rust komen en afkoelen onder het genot van een banaantje en water. Dan douchen en uitgebreid brunchen: dichter bij de hemel dan dit kun je niet komen.
En zo komt er aan dit tijdperk een eind. Maar het is geen ‘man overboord’. Al jaren ben ik voorbereid op de boodschap in dit geval verwoordt door de orthopeed. Met onderstaand stepje, wederom een tweedehandsje van mijn zwager Frans.
Mijn gebruikelijke ronde op de step, via Lutjewinkel, rijd ik afhankelijk van de windrichting met de wijzers van de klok mee of tegen de wijzers in. De Oost- en Noordkant voeren over de Westfriesedijk, een prachtig stuk parcours met mooi zicht op de omliggende polders.
Zolang ik op de Botermarkt in Haarlem woon ga ik nog regelmatig bij mijn ouders langs voor mijn vaste loopje vanuit Spaarndam. Maar eenmaal verhuisd naar de Previnairestraat ga ik toch maar eens op zoek naar een alternatieve route.
Die vind ik via de Garenkokerskade, vlak voor het spoor linksaf naar het zuiden om na een brug over de Brouwersvaart weer rechtsaf richting kust te gaan. Daarna over het fietspad onder de Randweg door om langs het Houtmanpad te arriveren bij de Brouwerskolk.
Dit is het punt waarop ik de stad achter mij laat en ik mijn weg vervolg door prachtig duingebied. Je hebt dan de keuze om meteen linksaf te slaan voor een route rondom landgoed Elswout, of om even verderop rechtsaf langs de Zanderijvaart te hollen. Vooral die laatste optie is erg mooi, door een dal tussen omringende oude duinen. Direct links ligt een parcours over een steil duin, geliefd bij studenten van het CIOS, die ik soms kies om te ontdekken waar mijn kuitspieren zitten.
Maar meestal loop ik de ‘vlakke’ ronde om Elswout, gebruikelijk een paar maal achter elkaar. Op die route passeer ik ‘Kraantje Lek‘, een historisch restaurant waar vroeger de Holle Boom stond, waaruit volgens de verhalen kinderen werden geboren. Aan Kraantje Lek bewaar ik mijn vroegste ‘hardloop-herinnering’.
Het was tijdens een schoolreisje op de kleuterschool, dat ik met andere kleuters besloot de helling van het – in onze ogen – immens hoge duin af te rennen. Geholpen door de zwaartekracht vergaloppeer ik me en verlies daarbij de controle over mijn kleine beentjes. Ik struikel, ga onderuit waarna ik met grote vaart verder naar beneden tuimel. Ik rol en rol en rol en er lijkt maar geen eind aan te komen. Bij de Holle Boom kom ik tot stilstand, ziek en groen van ellende.
Mijn ‘fanatieke periode’, of zo je wilt de meest ‘lucratieve’ voor wat betreft het verzamelen van trofeeën, is midden jaren ’90, de gouden periode waarin ik bij Percombinatie meehelp kranten te fabriceren.
Op deze foto zie je hoe ik in de fitnessruimte in de kelder, waar vroeger de drukpers stond, in twintig minuten probeer vijf kilometer te rennen. Dat lukt me meestal, maar wel tot verdriet van anderen omdat ik daarbij kwistig met transpiratievocht sproei.
Het leuke van deze fitnessruimte, ondanks dat ik het er vaak te benauwd vind, is dat ik mensen van andere afdelingen leer kennen. Op een goed moment leidt dat ergens in het bedrijf tot een wat gênante situatie; een vrouwelijke collega die ik ken uit de fitness begroet mij bij het passeren in onvervalst Amsterdams: “Heey Peter? ,…,…. ik had je niet herkend,….. wat zie jij d’r gek uit met je kleren an!“.
In de fitness zwaait Marjan de scepter, een kortdate tante type CIOS. Op enig moment maakt zij van de gelegenheid gebruik om mensen voor een hardloopclubje te ronselen. Al snel traint deze groep, bestaande uit medewerkers van ondermeer de krantenredacties, onder haar bezielende leiding iedere zondagmorgen in het Amsterdamse Bos. Mede omdat het mijn gewoonte is om op zaterdagavond te genieten van speciaalbier neem ik hier graag aan deel, bij wijze van probaat middel om het overtollige alcohol te verbranden en van lichte katers af te komen (het werkt echt, probeer maar).
Aldus rij ik iedere zondagmorgen in mijn oude Ford Fiésta over een uitgestorven A9 richting Amstelveen om mij op het afgesproken tijdstip te melden op de afgesproken plek. Zodra we compleet zijn trapt Marjan af: na het warmlopen eerst de nodige rek- en strekoefeningen. En alsof we nog niet genoeg zijn gedrild daarna Spartaanse krachttrainingen zoals hinkelen tegen een heuvel op of zwoegen over het door paarden omwoelde zand van een ruiterpad. Marjan legt er flink de zweep over, maar je kunt er van vinden wat je wil; ze ontziet zichzelf geen moment.
Niet alleen doet ze alle oefeningen eerst zelf voor, ook houdt ze die langer vol dan menigeen van ons. Ook als ze inmiddels hoogzwanger is en met een buik als een skippybal voor ons uit rent om de route door het bos te wijzen. Steevast eindigen we met een duurloop. Gebruikelijk over een overzichtelijk parcours, in een lus, meestal met een heuveltje. Het slimme daarvan is dat ieder voor zichzelf zijn of haar eigen tempo kan aanhouden terwijl de groep als geheel bij toch elkaar blijft – het onderlinge niveau is namelijk, op zijn zachts gezegd, nogal uiteenlopend. Dankzij alle ontberingen, door weer en wind, Kerstmis of geen Kerstmis, vormen we meer en meer een saamhorige groep die regelmatig bij iemand thuis afsluit met koffie, thee en koekjes.
Enkele keren wordt ‘ons bos’ met hekken afgezet om de toegang te beletten tot de roeiwedstrijden die op dat moment worden gehouden op de Bosbaan. Ons beroepend op ‘gewoonterecht’ accepteren wij dat niet en breken we bij deze gelegenheden op hoge toon de afzettingen door. En uiteraard is dan precies op zo’n dag ons ‘voornemen’ om over het fietspad langs de Bosbaan te trainen, die we op dat moment moeten delen met coaches die al fietsend de roeiers op het water aanmoedigen. Een heel bijzondere wisselwerking zogezegd.
Wij? Wijzelf geven geen blijk van intolerantie bij het delen van onze gebaande paden. Bijvoorbeeld als we in ’95 weer zwoegend een heuvel bedwingen, en het door het aanzwellend geroezemoes om ons heen duidelijk wordt dat er wat bijzonders in aantocht is. Het blijken spelers van Ajax die zich onder leiding van een hulptrainer opwarmen, ter voorbereiding van de wedstrijd later op de dag. Respectvol stappen wij achteruit om de godenzonen ruim baan te verlenen. Bij het passeren van de groep hangt er een welhaast gewijde sfeer, alsof ook wij op deze manier bijdragen aan de overwinning op AC Milan in de finale van de UEFA Championleague dit jaar.
Zoals gezegd is de periode bij Perscombinatie ‘lucratief’. Als groep doen we regelmatig mee aan wedstrijdjes, ikzelf schrijf daarbij meestal in voor de tien Engelse mijl:
- De Vondelparkloop – zie foto
- De Sloterpasloop rond de Sloterplas, op zondagmorgen drie keer aan meegedaan.
- De Grachtenloop door het centrum van Amsterdam: tweemaal. Steevast wijs ik mensen met wie ik mij vervoeg op het Leidseplein op de route: “Kijk, hier heb ik ooit nog hardgelopen“. Het meermaals afleggen van het parcours in het centrum, terwijl je wordt aangemoedigd vanaf de terrasjes, heeft zijn eigen charme. De bruggen over de grachten waarvan je de hellingen in eerste instantie niet eens opmerkt blijken per ronde steeds lastiger te worden.
- De Midzomernachtloop in het Amsterdamse Bos (later Midzomernachtcross). Deelname in 1996, terwijl ik in verband met verwachte komst van Emily een oranje semafoon met mij meedroeg.
- De Dam tot Dam van Amsterdam naar Zaandam.
- Estafetteloop ‘s nachts rondom het IJsselmeer. Oorspronkelijk de bedoeling mee te doen maar last minute afgehaakt.
- Marathon van New York. Had wel de intentie maar uiteindelijk toch afgehaakt.
Ik zie ze gaan en komen. Mensen, redelijk op leeftijd die met wisselende aanleiding, meestal iets met lichaamsgewicht of conditie, besluiten om te gaan hollen. Regelmatig wordt die nieuwe passie gedeeld met mij; “hé jij doet toch ook…” in één geval leidt dit er toe dat iemand met zijn prille ‘ervaring’ zorgelijk bij mij informeert of mijn éénmalig rennen per week eigenlijk wel voldoende is? Deze persoon vermag dagelijks over het fietspad langs de Randweg in Haarlem te hollen – een corridor van uitlaatgassen. Bij anderen raak ik zeer bedreven in het pareren van de blijkbaar voor de hand liggende uitnodiging om het lopen gezamenlijk op te pakken.
Opmerkelijk bij deze initiatiefnemers is met hoeveel elan zij aan hun nieuwe liefhebberij beginnen. Nog opmerkelijker is dat heel veel van hen er na niet al te lange tijd alweer de brui aan geven. Als reden wordt vaak opgevoerd dat hardlopen uiteindelijk toch maar saai is, of dat pijntjes en blessures een spaak in het wiel steken. Mijn observatie is dat zij in volle vaart linea recta de valkuil in zijn gelopen: te hard en te fanatiek van stapel.
Doe rustig aan
Bij het oppakken van de nieuwe passie maak je aanvankelijk flinke vorderingen. Vooral de tijd dat je het rennen blijkt vol te kunnen houden gaat met rasse schreden vooruit. Dat smaakt naar meer en dan is het lastig om je grenzen in de gaten te houden. Een simpele regel is om na een flinke renpartij je spieren de tijd te gunnen om te herstellen; ikzelf hanteer daarbij drie dagen. Maar je lichaam vertelt je dat niet terwijl eerste irritaties worden genegeerd. De slijtage gaat door en overbelasting ligt dan op de loer. Op het moment dat pijn zich definitief manifesteert is het vaak al te laat. Maar zelfs dan weten sommigen nog te verbazen met over hoe weinig rust ze in acht blijven nemen en in plaats daarvan bijvoorbeeld een fysiotherapeut inschakelen.
Om het hardlopen als vrijetijdsbesteding langer vol te houden is het belangrijk te (blijven) genieten en dat laatste doe je door je te richten op wat goed voelt. En dat betekent dat je prestatiedrang de kop in drukt. Zowel in het trainingsclubje van Marjan alsook in het ‘Start To Run’-groepje wordt nadruk gelegd op het alsmaar verbeteren van conditie, looptijden en het aantal gerende kilometers. Maar op een goed moment is de koek gewoon op en zit je gewoon aan je top. Streven naar meer en beter leidt dan, na aanvankelijk enthousiasme, tot teleurstelling en frustratie. En zoals aan het begin van dit artikel aangegeven, moet je bij het klimmen der jaren ook nog eens accepteren dat het aantal minuten per gelopen kilometer met zo’n 25 procent afneemt.
Niet ‘lopen’ tijdens het lopen
Mijn credo is: “Als je tijdens het lopen – in gedachten – niet met lopen bezig bent, dan gaat het goed“. Anderen noemen dit ook wel het leegmaken van je kop. Ik sta er iedere keer weer van te kijken hoe het mij lukt om tijdens het hollen oplossingen te vinden voor ‘vraagstukken’ waar ik doordeweeks geen antwoord op vind.
De verleiding van fancy apps voor het loggen van sportieve prestaties maken het er wat dit betreft niet makkelijker op. En alhoewel het zo nu en dan plotten van je route voldoening geeft zeg ik: doe dat met mate en laat je telefoontje verder lekker thuis. Niets is fijner dan door een verlaten polder (ofzo) tijdens het lopen in evenwicht te zijn met je omgeving. Geniet van wat je voelt, van wat je ziet en van de geluiden om je heen. Niet alleen in het voorjaar maar ook als het koud is, regent of hard waait (ja ook dat kan genieten zijn). Een smartphone waarmee je voortdurend tussentijden checkt of naar een muziekje luistert leiden daarbij teveel af.
Luister een beetje naar anderen, maar vooral naar jezelf.
In de eerder genoemde hardloopgroepjes is het vaste prik: na analyse van mijn loopstijl trekken mijn begeleiders steevast de conclusie: ik proneer!
Over dit begrip vind je op het internet, meestal in samenhang met Supinatie, gevarieerde verhandelingen doorspekt met wetenschappelijk jargon. Maar vrij vertaalt: mijn voeten zet ik tijdens de landing en afwikkeling van de loopbeweging scheef neer. En dat is niet in de haak volgens de ‘deskundologen’. Niet verwonderlijk dus dat nagenoeg al die uiteenzettingen eindigen met het advies om speciaal geoutilleerde ‘gear’ aan te schaffen, in mijn geval dus op maat gekozen schoenen die de Pronatie zouden corrigeren.
Nu bezig ik hierover eigengereide opvattingen: mijn lichaam beweegt nu eenmaal zoals het is gebouwd. Op het moment dat ik mijn van nature gegeven beweging ‘corrigeer’ forceer ik, conform actie = reactie, een tegengestelde reflex. Mijn enkels reageren dan onnatuurlijk met een mijns inziens grotere kans op het oplopen van blessures dan op het voorkomen daarvan. Mijn ervaring stelt mij in het gelijk. Tot aan de dag van vandaag heb ik mijzelf nooit corrigerende schoenen laten aanmeten, heb ik wel her en der pijntjes gevoeld maar nooit en te nimmer in mijn enkels.
Wat ik hier beschrijf is een uiting van hoe net zoals bij andere hobby’s de commercie zich doet gelden. Beoefenaars worden op allerlei manieren aangespoord om flink te investeren in ‘professionele’ middelen, niet alleen om hun liefhebberij op een hoger plan te brengen maar ogenschijnlijk ook om je met dure logo’s te afficheren. Bij mij roept dit de vraag op waarom, als het überhaupt al werkt, je je prestaties hiervan zou willen laten afhangen? Het gaat er immers om wat jij in de melk weet te brokkelen. Aan mij zijn alle hulpmiddelen dus niet besteed. Met als enige uitzondering shirtjes waarmee je op heel warme dagen het zweet van je lijf kunt doen verdampen. Onder alle andere omstandigheden volstaan (laagjes) merkloze katoenen shirts waarbij eventueel een muts heel effectief is voor het reguleren van heel lage temperaturen. Onder de dertien graden loop je in maillot of lange sportbroek, te koop bij een winkel als
En uiteraard besteed je zorg aan het belangrijkste: goede schoenen, maar je betaalt daarbij niet voor overbodige toeters en bellen.
Loop alleen
Om het voorgaande
De jaarlijkse ‘Dam tot Dam’ in september vind ik , na de Grachtenloop, veruit de enerverendste run en voert over 10 Engelse mijl van de Prins Hendrikkade in Amsterdam naar de Peperstraat in Zaandam. Het meedoen op zich is belangrijker dan de prestatie. De start is namelijk zo massaal dat je na het startschot eerst nog enige tijd geduld moet uitoefenen totdat je daadwerkelijk kunt gaan. En daarna is het de eerste kilometers nog verdomd goed uitkijken dat (je) niemand op (je, zijn/haar/het) hakken trapt.
Het is een belevenis om door de 1700 meter lange IJ-tunnel te lopen, de steile afdalingen zijn pittig en het stinkt er trouwens behoorlijk. Langs het verdere parcours staan langs de kant opzwepende muziekbands en een menigte om je op te peppen. Uitgezonderd dan dat eenzame rechte stuk tussen de A10 en Zaandam, zo rond kilometer 13, waar je gerede kans loopt ‘de man met de hamer’ tegen het lijf te lopen.
Ik doe vijf keer mee, steeds als onderdeel van een Business-team. De eerste drie keer, in de tweede helft van de jaren ’90, is op initiatief van het eerder voorgestelde hardloopclubje bij Perscombinatie. Het Parool is één van de sponsoren en dat levert de nodige voordelen. De vrachtauto’s die normaal onze kranten door het land distribueren worden vandaag ingezet voor het vervoer van bagage. Maar als extraatje worden een paar van die wagens met een massagetafel aan boord ons ter beschikking gesteld. Een ander privilege is dat wij vanuit één van de voorste vakken, dus voor de grote meute uit van start mogen gaan. Maar voorafgaand aan dit alles trakteert ons aller Marjan ons op een serieuze warming-up rondom het Centraal Station.
De vierde keer, in 2000, doe ik vlak na indiensttreding aldaar mee namens Reaal. Bij wijze van collegiaal matchen of iets dergelijks. Aan deze editie verbind ik geen warme gevoelens. Waarschijnlijk omdat ik tijdens het lopen en bij afwezigheid van de juiste sanitaire voorzieningen last krijg van enorme krampen in mijn buik – speciaalbiertjes op zaterdagavond, weet u nog?
De vijfde keer wordt ik er gewoonweg ingeluisd. Aan het eind van een willekeurig zondagochtendloopje wacht mijn buurman mij tactisch op met de kennisgeving “Ik heb je ingeschreven voor de Dam tot Dam“. En terwijl ik mezelf vertwijfeld afvraag of dat wel een goed idee is – de laatste keer is immers alweer veertien jaar geleden – heb ik even niet de tegenwoordigheid van geest om protest aan te tekenen.
En dus loop ik in 2014 mee als ingezetene van een advocatenkantoor uit Alkmaar. Prima op zichzelf. Betreurenswaardig alleen dat er bij het ontwerp van het zwarte shirt van slecht ademende viscose geen rekening is gehouden met de zon die vandaag uitbundig staat te schitteren. Ik sterf het af. Gelukkig is er na afloop voldoende gelegenheid om dit leed met koud pils af te blussen.
Schagen – 11,75 kilometer
Mijn gebruikelijke vaste route
Mijn gebruikelijke route op zondagmorgen zoals ik die in de inleiding beschrijf. Een kleine twaalf kilometer van deur tot deur, hieronder afgebeeld met een hiaat door het geklooi met mijn smartphone.
Schagen – 14,4 kilometer
Mijn ongebruikelijke lange route
De route van 14,5 kilometer die ik ‘s zomers wel eens loop bij goed humeur en als mijn lichaam er zin in heeft.
Londen, Dulwich Park – 2,2 kilometer
Onderdeel van mijn vaste ronde in Dulwich
Mijn vaste route in Londen als ik bij mijn schoonvader logeer. Afhankelijk van de omstandigheden loop ik het olifantenpaadje langs de randen van Dulwich Park één, twee of drie keer tegen de wijzers van de klok in, waarbij ik die route dan deel met hondenuitlaters en joggende hipsters. Het parcours wordt door de bossages grotendeels aan het zicht onttrokken waardoor het er heerlijk beschut en rustig is. Enige minpunt zijn enkele hardnekkige modderpoelen die ontstaan na perioden van regen.
Maar voordat ik die kan doorwaden is het eerst zaak om Dulwich Park überhaupt te bereiken. De weg daarnaartoe loopt via de kilometerlange kaarsrechte Barry Road, steil omhoog, richting kerk op de heuvel, vanwaar het nog zo’n 200 meter naar de ingang is.
Londen, Homerun I – 11,7 km
10 augustus 2012
Forest Hill, Hindmans Road en Dulwich Park
Mijn gebruikelijke route op zondagmorgen zoals ik die in de inleiding beschrijf. Een kleine twaalf kilometer van deur tot deur, hieronder afgebeeld met een hiaat door het geklooi met mijn smartphone.
Londen, Homerun II – 13,6 km
13 augustus 2012
Forest Hill, Hindmans Road, Peckam Rye Park en Dulwich Park
De vorige route, maar nu uitgebreid met het Peckham Rye Park.
Londen, Hyde Park – 6,5 kilometer
11 augustus 2011
Londen, Olympische Marathon
12 augustus 2012
Londen, langs de Theems – 7,8 km
16 augustus 2012
Uitvalsbasis: DoubleTree by Hilton Hotel London – Docklands Riverside
Londen, Rondje Theems – 6.15 km
20 augustus 2012
Glasgow, langs de Kelvin I – 5 km
14 september 2014
Glasgow, langs de Kelvin II – 9,5 km
22 februari 2015