Proloog
Daags na mijn eindexamen op het Mendel, vermoedelijk op 13 mei, begin ik aan mijn legendarische fietstocht, die van Haarlem naar Diekirch. Over een afstand van een kleine 400 kilometer. Wie precies het initiatief neemt weet ik niet meer, maar het komt er op neer dat ik aansluit bij Evelien, Loes, Rob en Jan-Willem, klasgenoten, die al het een en ander hebben voorbereid. Over voorbereiding gesproken; zo naïef als ik ben stap ik vandaag vol goede moed op mijn schoolfiets, zonder handremmen, maar mét terugtrapversnelling. Ik zie mijzelf met dat barrel probleemloos de Ardennen oversteken als waren het slechts enkele duinen op weg naar Zandvoort. En dat met een vierkant koffertje achterop. Althans dat was mijn bedoeling. Gelukkig lachten Loes en Evelien mij uit en praatten zij dat uit mijn hoofd. Ik heb immers al genoeg te stellen met mijn slaapzak en tent, die ik vorige week voor een zacht prijsje van een buurjongen had overgenomen. En dus heb ik het koffertje toevertrouwd aan een paar meiden die de reis naar Luxemburg per trein gaan maken.
Afgezien van de goede raad van Loes en Evelien is er verder in mijn omgeving niemand – maar dan ook werkelijk niemand – die mij er ook maar enigszins op attendeert dat mijn fiets niet voldoet aan de specificaties die je voor een dergelijke de tocht aan een fiets moet stellen. Blijkbaar maakt iedereen in mijn omgeving zich dezelfde voorstelling van zaken als ikzelf: gewoon bergopwaarts wat langer en harder doortrappen dan je gewend bent op de klucht in Spaarndam, om daarna in volle vaart bergafwaarts te sjezen.
Maar afijn, ik ben jong en onbevangen, school is klaar en het is prachtig weer. Volop zon de komende dagen en zo’n graad of 16-18. Ideaal fietsen dus!
Eerste etappe: Haarlem – Haarlemmermeer – Alphen aan de Rijn – Gouda – Chorinchem – Sleeuwijk – Oisterwijk: ±128 kilometer.
Vroeg uit de veren vandaag, volgens mij wordt ik pas werkelijk wakker (snap ik waar ik aan begonnen ben) als we de Haarlemmermeer van west naar oost aan het doorkruizen zijn. Alles is vlak en ik zie mezelf in een lange rechte laan op weg naar Alphen aan de Rijn. Er is ook een pontje over één van de grote rivieren, waarschijnlijk over de Lek bij Schoonhoven. Of is het toch over de Merwede tussen Gorinchem en Sleeuwijk? Afijn, voordat we dat pontje nemen eet ik op deze heuglijke dag voor het eerst in mijn leven een lekkerbekje – ideetje van Rob – bij een visboer langs de weg, ik meen in Gouda.
De voortdurende wind, die almaar tegen lijkt te staan vandaag maakt me dol. Het zorgt ervoor dat ik aan recreatief fietsen uiteindelijk een broertje dood heb. Immers, dat voortdurende geflikflakker aan je oren gaat op je zenuwen werken – zodra je eenmaal niet meer in staat bent er geen aandacht aan te besteden.
Van de aankomst op de camping in Oisterwijk, of van het overnachten aldaar, weet ik weinig meer. Behalve dan dat we daar nog twee andere klasgenoten tegenkomen – ben hun namen kwijt – die ook de tocht ook per fiets aan het maken zijn. Zonder tent, en wij hebben geen ruimte over, zodat zij voor de overnachting een verlaten bungalowtent moeten kraken.
Tweede Etappe: Oisterwijk – Bergeijk – Luiksgestel – Lommel – Neerpelt – Peer – Zwartberg – Bilzen – Visé (Wezet): ±130 kilometer.
Direct na de grens in België voelt alles meteen helemaal anders, zeker voor iemand die totnutoe nooit eerder in een buitenland is geweest. Behoudens dan een voorzichtig stapje over de grens tijdens een paar dagen vakantie in Slenaken. Het Belgisch-Limburgse landschap is op zich eerst nog maar heel zacht glooiend, maar de Belgische (steen-) wegen zijn naast kaarsrecht van slechte kwaliteit, terwijl een brug over dat kanaal in de buurt van Peer tegen minimale kosten is gebouwd, wat we af kunnen meten aan het hellings-percentage van de op- en afrit aan beide kanten.
Vandaag is het verder heel zonnig, althans op het moment dat we Zwartberg passeren.
In België voelde alles meteen helemaal anders.
Het is direct helder waar dit plaatsje zijn naam aan heeft ontleend. Aan de hoge zwarte kolenberg die daar ligt te blakeren in de zon. We passeren het op enkele meters afstand; alhoewel ik jaren later op Google geen weg meer zal kunnen ontdekken die er vlak langs loopt. De berg is tegen die tijd inmiddels groen, recreatief en omgeven door een park.
Een berg als deze wordt in het Frans een terril genoemd en is in Zwartberg het laatste residu van de kolenmijn die daar is gesloten in 1966. Daarbij deden zich heftige ongeregeldheden voor die wereldnieuws werden omdat daarbij ook enkele dodelijke slachtoffers gevallen zijn.
Zo bij zonsondergang bereiken wij Visé waar we onze tentjes opzetten. Gewoon ergens in het struikgewas langs de kant van de weg, in de berm.
Derde Etappe, De koninginnenrit: Visé (Wezet) – Pepinster – Theux – Spa – Stavelot – Trois Ponts – Vielsalm – Commanster – Beho – Troisvierges – Clervaux – Diekirch: ±135 kilometer.
‘s Morgensvroeg, voor het krieken van de dag, verbaas ik me over vrachtauto’s die in de hoogst mogelijke gearing op ons af lijken te komen. Na zonsopgang wordt al snel duidelijk wat er aan de hand is. De etappe van vandaag begint met een steile afdaling van 12%. Da’s schrikken! Achteraf mazzel dat we gisteren bij het invallen van de duisternis net op tijd ons bivak hebben opgeslagen. Een meter of honderd verder doorrijden had ons in een schemerige vrije val doen belanden met wellicht de bezichtiging van een Waalse eerste-hulp-post tot gevolg.
De afdaling van zo’n 900 meter, bij wielerfanaten bekend onder de naam Hallembaye, blijkt een aanwijzing voor wat ons aanstonds te wachten staat: hellingen gaan grotendeels ons humeur bepalen. Daarbij kom ik er door schade en schande achter dat fietsen door de Ardennen toch heel wat anders is als het bedwingen van het Kopje van Bloemendaal.
Het buitenlandgevoel is vandaag compleet. De aanblik van de Ardennen zorgt daar wel voor. Maar ook de Waalse plaatsjes die we passeren, zoals Pepinster en Theux.
De karakteristieke huisjes, de grijze bekleding met leisteen, maar ook de vanwege de felle zon gesloten rolluiken voor de ramen roepen bij mij een desolaat en vervreemdend gevoel op. Wellicht komt dat omdat we op onze doorreis geen aandacht besteden aan het riviertje de Hoëgne die lieflijk door het centrum van deze plaatsjes kabbelt. We kunnen nog niet bevroeden dat dit beekje in de zomer van 2021 met veel geweld buiten haar oevers zal treden om hier verwoestende schade aan te richten.
Al met al bestaat de etappe van vandaag uit 1450 meter stijgen en 1350 meter dalen. Iets zegt me dat we wel heel veel voor moeten overhebben voor het overbruggen van een hoogteverschil van netto 110 meter.
Zoals vermeld is mijn fiets – steevast herkenbaar aan de oranje Adidastas op de bagagedrager – hiervoor totaal ongeschikt.
Maar het geluk is weer eens aan mijn zijde. Ook voor Loes en Evelien zijn de inspanning te groot. Ondanks dat hun rijwielen wèl geschikt zijn besluiten zij de hellingen toch maar te voet te beklimmen. Dus terwijl de mannen iedere col zien als een uitdaging
om deze als razenden te bestormen en als eerste de top te bereiken, sluit ik gezellig bij de dames aan.
Maar ontspannen is dat wandelen nou ook weer niet. Ook met de benenwagen vergen de bergen de nodige energie. En het tempo is natuurlijk niet om over naar huis te schrijven. Het doet ons beseffen dat deze dag een heel, heel lange gaat worden.
Uit de afdalingen die er uiteraard ook zijn put ik aanvankelijk nog enige moed. Die na Pepinster op weg naar Spa zijn echte stemmingmakers; met een blij gemoed en met grote vaart roetsjen we naar benen.
Het gewicht van mijn lompe fiets werkt nu in het voordeel.
"Fietsen door de Ardennen is toch echt heel iets anders dan het bedwingen van het Kopje van Bloemendaal"
Wat me bijblijft van het remmen in die bocht is de indringende brandlucht van staal op staal. Voor de tweede keer vandaag ontsnapt aan een noodlottig eind, ik heb een goede engel-bewaarder
Helaas dient zich na het centrum van Spa een beklimming van een hoge categorie aan, richting een top op 566 meter. En daarmee ook het besef dat iedere glijvlucht van zojuist ons weer een volgende beproeving aankondigt. In die zin brengen die afdalingen een wrang gevoel teweeg. Bij iedere meter naar beneden wordt immers al het voorafgaand zwoegen teniet gedaan.
Maar ach, dat is misschien nog niet eens het beroerdste. Na de top, weer naar beneden op weg naar Stavelot gaat het op een goed moment zo bloedstollend hard bergafwaarts dat ik een hartverzakking krijg. Ik kan maar ternauwernood voorkomen dat ik een bocht uitvlieg. Zo hard ik kan trap ik op de rem maar ik vrees even dat deze smelt of dat mijn ketting knapt. Dus loslaten maar weer. Oh nee, toch maar niet want dat gaat weer te hard……
Na Stavelot komen we in rustiger vaarwater en laten we waar mogelijk onze route bepalen door de riviertjes de Amblève en de Salm. Langs de oevers is het in de namiddag redelijk ontspannen toeren, weliswaar stroomopwaarts maar over relatief ‘vlak’ terrein. Voordeel is bovendien dat we onze waterflessen nu kunnen bijvullen.
Na het avondeten bereiken we ondanks alle ontberingen de Luxemburgse grens, vlak voorbij het plaatsje Beho, waarvan de naam door olijke landgenoten op de lokale plaatsnaamborden is veranderd in Beha. Vanaf nu blijkt al onze inspanning niet voor niets geweest en bestaat het resterende stuk naar Diekirch alleen nog maar uit dalen, dalen en nog eens dalen. Dit geeft ons vleugels. De laatste vijftig kilometer leggen we euforisch af in een – niet te – hoog tempo om bij de invallende duisternis onze eindbestemming bereiken en vol ongeloof worden welkom geheten.
De felle zon aan de strakblauwe hemel maakt dorstig deze dag. Onze waterflessen vullen we bij door bij mensen aan de deur te vragen. Of anders in de waterstroompjes die we her en der passeren. Ik denk dat dit msschien geen goed idee is, maar de dorst is doorslaggevend.
Epiloog
De aankomst op de camping is een vreemde gewaarwording. Gezien het tijdstip had niemand verwacht dat we vandaag nog zouden arriveren. Mijn gemoedstoestand stemt dan ook niet echt overeen met die van m’n klasgenoten die hier al een paar dagen in hogere sferen verkeren. Ik ben bekaf en wil eigenlijk alleen maar slapen. Maar eerst moet de tent op en een douchebeurt is eigenlijk ook geen overbodige luxe.
De week op de camping bestaat voornamelijk uit luieren en het halen van verse broodjes in het dorp. Voor de afwisseling gaan we nog per trein naar Luxemburg-stad waar een grote brug over een diepe kloof concurreert met het wisselen van de wacht bij de groot-hertog voor de titel van allergrootste bezienswaardigheid. Met Rob onderneem ik nog een fietstocht naar het grensplaatsje Vianden. Hij blijkt daar behoorlijk aan toe. Hij moet immers bijkomen niet zozeer van het blauwtje die hij heeft gelopen bij Loes als wel het zich compleet in coma zuipen daarna. ‘s Avonds lopen we polonaise in de plaatselijke disco op de muziek van Madness, waarbij de deejay ons pest met het verlies van Ajax even te voren in de halve finale Europacup I tegen Nottingham Forest.
Op de terugtocht per fiets kan ik mij de hele vakantie maar niet verheugen zodat ik besluit mijn stalen ros vanaf station Diekirch terug te sturen naar Haarlem. Als ik eenmaal weer terug ben bij pa en ma in Spaarndam verbaas ik mij er over hoe klein alles thuis is.
In de zomer van ’81 poog ik de tocht met mijn vriend Hans Droogh opnieuw te maken, dit keer met een Gazelle-tourfiets die daarvoor wèl geschikt is. Nadat we ergens in Brabant zijn verdwaald, volgen we ten einde raad een stukje over de vluchtstrook van een snelweg(!) en zetten we op een Belgische camping ons tentje neer naast een kabbelend beekje die ‘s nachts een oorverdovend lawaai blijkt te maken. Het weer staat in schril contrast met vorig jaar. In plaats van zon en blauwe lucht blijft het maar grijs en regenen. Door mijn chagrijn hierover breken we de tocht bij Verviers af en vangen we per trein vanaf Maastricht de thuisreis aan.