Hieronder zie je Boston in vogelvlucht ten tijde van ons bezoek in 1991. Helemaal linksboven staan twee lokaal bekende wolkenkrabbers. Het 228 metershoge Prudential uit 1963 (op dat moment de hoogste gebouw buiten New York) en de minimalistische, 240 meter hoge John Hancock Tower uit 1976. Zoals je in dit aardige filmpje kunt bekijken zijn de geschiedenissen van beide wolkenkrabbers aan elkaar gewaagd. Op de bovenste etage van ‘The Pru‘, zoals de eerste in de volksmond heet, zullen Rosie en ik onder het genot van een chique diner waarbij de Heinz tomato ketchup op tafel niet ontbreekt, genieten van een wijds uitzicht.We hebben daarbij mooi zicht op de vliegtuigen die landen of stijgen vanaf Logan Airport, het vliegveld van Boston – rechtsonder net buiten beeld. Midden-achter tenslotte, aan de overzijde van de Charles River, bevindt zich de Harvard University in Cambridge, en zo ook het Massachusetts Institute of Technology, kortweg MIT.
Meanderend door de stad, uiteindelijk afbuigend naar rechts zie je op de voorgrond de interstate 93, de snelweg die ik doordeweeks iedere ochtend vanaf Boylston Street naar het noorden zal opdraaien op weg naar mijn cursus bij Atex, zo’n half uur rijden aan de 805 Middlesex Turnpike bij het plaatsje Billerica.
De brug over de Charles River is op dat moment nog een dubbeldeksbrug. Getuige Google zal deze in 2021 vervangen zijn door een prachtige Pyloonbrug.
Boston’s wegenplan met de interstate 90 (onder) en de gedeeltelijk ondergrondse 93 naar het noorden.
De dagelijkse rit van een half uur naar 805 Middlesex Turnpike, Billerica.
Boston staat te boek als de grootse Victoriaanse stad buiten het Verenigd Koninkrijk. Volgens de mensen die ik erover spreek bij Atex ademt de stad een Europese sfeer uit. De oude delen van de stad roepen soms inderdaad hetzelfde gevoel op als Glasgow. Nieuwe delen hebben volgens mijn chef JB meer weg van Rotterdam. ‘Waar je ook een oude kerk kunt aantreffen vlak naast een modern hoog gebouw‘.
Verscholen tussen ‘The Pru‘ en De Hancock-tower, naast de Boston Public Library, bevindt zich het Lenox Hotel, het familiehotel dat vanaf 14 februari ruim twee weken lang ons ‘home-weet-home’ zal zijn. (Dit is tevens de locatie van de de finish van de 100 jaar oude Boston Marathon, en ook de plek waar op 15 april 2013 bomaanslagen zullen worden gepleegd).
Op mijn werk bij de krant – waar ik inmiddels ben ‘opgeklommen’ tot systeemprogrammeur – is het de gewoonte dat systeembeheerders op cursus gaan bij onze hofleverancier ATEX in Boston. Zo ook in mijn geval, ondanks dat al vantevoren vaststaat dat ik op de cursus ‘Customizing Atex Software‘ weinig nieuws zal tegenkomen – iets met twee vingers en een neus. Een soort verworven recht dus, en door het daarbij op een akkoordje met JB te gooien mag Rosie mij vergezellen; we hoeven voor haar alleen het vliegticket te betalen.
Om de tijd te doden bestel ik een biertje bij een trolley. Tot mijn stomme verbazing vraagt de verkoper of ik mij eerst wil legitimeren.
Na het opstijgen van de shuttle maken onze mede-passagiers nog de nodige grapjes. Maar die worden allengs nerveuzer waarna ze helemaal wegsterven en het uiteindelijk helemaal wordt.
De vlucht van de KL641 op 14 februari naar New York – om daarna op JFK over te stappen op de ‘shuttle’ naar Boston – verloopt volgens plan. Bij de douane onderga ik echter een cultuurschok als ik zie hoe een beambte onbeschoft gaat tieren, z’n neus dichtknijpt en met zijn andere hand staat te wapperen als er een vrouw, net gearriveerd uit Afrika, hem passeert. Welkom in Amerika!
Inmiddels is vanwege een sneeuwstorm onze aansluitende shuttle AA4945 naar Boston gecanceld. Buiten gaat het inderdaad flink te keer. Maar geen nood, tijd is niet het probleem en we wachten gewoon op de volgende. Mooi moment voor het eerste biertje op Amerikaanse bodem lijkt mij. Maar dat gaat niet zomaar. ‘Eerst legitimatie laten zien’. De aankoop wordt binnen een half uur mijn tweede surrealistische confrontatie met de zeden en gewoonten aan de overkant van de grote plas.
Uiteindelijk zitten we dan toch in de volgende shuttle – een Fokker Friendship. Ik heb niet echt gemerkt dat de blizzard inmiddels is gaan luwen, maar afijn, ik vertrouw op de piloten. Eenmaal in de lucht kan ik mij niet onttrekken aan het gevoel van een achtbaan. Het cabinepersoneel dat nu ook gaat zitten en de seat belts vastgespt, en een blik door het raampje naar buiten stellen me niet op mijn gemak. Na het ‘afscheid’ van de lichtjes in de straten van Queens zie ik die ineens rap weer naderbij komen. Het Amerikaans biertje in mijn buik keert zich om maar gelukkig kan ik het de pas afsnijden bij zijn pogingen zich via mijn slokdarm een weg naar buiten te banen.
Na aankomst op Logan Airport, vrijdagavond laat, vermeldt het reisschema dat we ons eerst bij ‘American International – Rent a Car’ melden om een auto af te halen en daarna onze weg vervolgen naar het Lenox hotel. De invallende duisternis buiten, de avonturen met de shuttle en de jetlag maken echter dat ik dit niet zie zitten. In plaats daarvan verplaats ik de autoreservering naar morgen en nemen we de taxi. Het zal een wijze beslissing blijken. Tijdens de rit naar het hotel voel ik mij geïntimideerd door de dreigende skyscrapers die we bij invallende duisternis passeren.
Het Lenox is een familiehotel waar we hartelijk welkom worden geheten. Omdat we ruim twee weken zullen blijven verwent het personeel ons met een mooie ruime suite op de bovenste etage. Wat we nog niet weten is dat de verwarming daar de komende tijd hard moet knokken om de vrieskou buiten te houden.
De volgende ochtend is koud maar stralend zonnig. We reizen we per metro terug naar Logan airport om onze auto op te halen. Ik ben in m’n nopjes als het een Volkswagen Golf blijkt, weliswaar een automaat, maar het voelt lekker vertrouwd. Na bestudering van de verstrekte kaart begeven wij ons met de Golf op weg naar het Lenox. Vanaf Logan – gesitueerd op een eiland – eerst door een tunnel om ergens in hartje Boston uit te komen waar het vervolgens onduidelijk is welke kant we op moeten. Verdwaald! Dat we verkeerd zijn gereden baart me niet veel zorgen, het is maar goed dat we niet gisteravond in het donker zijn gaan rijden, het is mooi weer en we hebben de hele dag nog voor ons.
Er is wel iets anders dat langzaam maar zeker de aandacht trekt: het blijft ijzig koud in de auto, ondanks dat de verwarming op de hoogste stand staat.
Het blijft overigens wel ijzig koud in de auto, ook nadat ik de verwarming op de hoogste stand heb gezet. Terwijl ik me probeer te concentreren op de weg krijgt ook Rosie er maar geen hoogte van. Als we later ergens in een onbekende suburb met alleen maar houten huizen stil voor een stoplicht staan wil ik me er weer in verdiepen. Maar dan floept op het dashboard plots een rood lampje aan dat zich laat begeleiden door een schel piepje. De motor raakt oververhit! Om af te koelen lijkt het me bij wijze van slimme reflex goed om deze uit te zetten. Tja en daar staan we dan, op de linker rijbaan waar we gestaag door de ene na de andere auto worden omsloten.
Zodra groen draai ik de contactsleutel weer om maar de klaarblijkelijk beveiligde auto geeft geen enkele sjoege. De aanvankelijk gebarende en toeterende automobilisten achter ons banen zich nu een weg om ons heen waarna we weer eenzaam op de linker rijstrook achterblijven. Rationeel als ik ben stel ik Rosie voor om de auto samen aan de kant te duwen.
"Het was jou idee om de motor uit te zetten dus je zorgt er zelf maar voor dat we uit deze toestand komen"
Jammergenoeg kan Rosie zich niet in dit plan vinden als volgt: “Het was jouw idee om de motor uit te zetten dus je zorgt er zelf maar voor dat we uit deze toestand komen“. Zo gezegd zo gedaan. Al duwend en sturend weet ik de auto niet alleen aan de kant van de weg te manoeuvreren maar ook nog eens de hoek om een wat rustiger zijstraat in. How to go from here?
Aan de overkant van de weg bevindt zich als geluk bij een ongeluk een garage annex gasoline station met de naam Bowie, beter kan niet zou je zeggen. Bij de aanblik van de garage is het plan om de radiator te vullen snel gemaakt. Dus ik stap vastberaden op Bowie af om koelvloeistof te kopen.
Bij binnenkomst stuit ik echter op een niet al te hartelijke ontvangst. Op een kruk en een kist zitten twee mannen die zo uit Deliverance lijken te zijn weggelopen; de verkeerde film waarin ook mij nu blijkbaar een rol is gegund.
Beide heren blinken niet uit in de verbale service die de Amerikanen zo hoog in het vaandel hebben staan.
Met m'n steenkolen-Engels probeer ik een dialoog aan te knopen, maar de twee geven geen krimp en blijven mij zwijgzaam aanstaren.
Met steenkolen-Engels probeer ik wat conversatie op gang te brengen, maar wat er ook gebeurt de twee geven geen krimp. Ze blijven zich zwijgzaam aan die rare foreigner vergapen die zojuist schoorvoetend de winkel is binnen komen lopen. Alleen als die te kennen geeft koelvloeistof te willen kopen ontdooit er één van de twee en wordt ik in de gelegenheid gesteld de verschuldigde $19,00 af te rekenen. Business is uiteindelijk business.
Ontdaan maar niet geheel ontevreden over de ‘goede’ afloop steek ik de weg weer over, open ik de motorkap van de Golf en vul ik de radiator. M’n opgehemeld humeur is echter van korte duur. Want terwijl ik het blauwe goedje in de radiator giet groeit er onder de auto tegen de stoeprand een plasje van hetzelfde spul. Bij nadere inspectie blijkt zich onder in de radiator een immens gat te bevinden waar alle koelvloeistof weer uitloopt.
Terwijl ik het spul in de radiator giet vormt zich onder de auto tegen de stoeprand een plasje van hetzelfde blauwe goedje.
Ik besef dat het moment is gekomen waarop ik met het verhuurbedrijf een hartig woordje moet gaan wisselen en ik meen me te herinneren dat de gebroeders Bowie over een pay-phone beschikken. Het idee om de heren Bowie opnieuw om een gunst te vragen maakt me niet enthousiast. Maar er is geen keuze en bij de tweede toenadering blijken de heren zowaar iets toeschietelijker en geven ze permissie tegen betaling hun telefoon te gebruiken.
De employee van het verhuurbedrijf aan de andere kant van de lijn lijkt in eerste instantie vol begrip en begaan met onze situatie. Dit blijkt echter schijn zodra ze me vragen om naar hun meest nabijgelegen agentschap van de firma te rijden om aldaar de auto te komen ruilen.
Binnen in mij knapt er iets maar tel eerst nog tot tien. Dat helpt niet echt dus geef ik daarna in één van mijn assertiefste buien ooit te kennen dat ik weiger nog een extra yard in de Golf te rijden. Bovendien sta ik er met felle bewoordingen op dat deze terplekke wordt gewisseld. Nobody fucks with the Pete. Het blijft nu even stil aan de andere kant, mijn tirade heeft succes.
Eind goed al goed. Na enig geduld arriveert er een oplegger met daarop een auto naar Amerikaanse maatstaven. Een omvangrijke zowel vanbuiten als vanbinnen bordeaux-rode Chrysler waarmee ik de komende twee weken comfortabel zal forenzen naar Billerica en volgend weekend met Rosie zal wagen eens naar Cape Cod te rijden.
En verder
Na deze eerste kennismakingen met het land van de onbegrensde mogelijkheden vervolgen we in de twee weken hierna onze weg in veel rustiger vaarwater. Met m’n dikke Chrysler pendel ik dagelijks op en neer naar Billerica voor de cursus bij Atex. Tijdens die ritten luister ik naar een zender die uitsluitend aandacht besteedt aan Grunge. Terwijl ik geniet van Nirvana, Dinosaur jr. en Soundgarden streelt mijn oog het tegemoetkomend file-verkeer op de andere rijbaan dat zich met moeite het centrum van Boston in ploetert.
In de twee weken cursus leer ik meer over de cultuur in een typisch Amerikaans tech-bedrijf dan over het onderwerp van de cursus zelf. Ik kan het goed vinden met mijn vijf mede-cursisten, afkomstig van kranten uit verschillende Amerikaanse windstreken, waaronder één uit Orange County Californië en iemand uit Tennessee. Het valt me op dat de mensen die hier werken heel amicaal en joviaal met elkaar omgaan. Ze maken lange dagen maar ruimen veel tijd in voor elkaar waaruit je kunt opmaken dat mensen in de VS voor hun sociale contacten meer dan bij ons zijn aangewezen op werk. Dit blijkt bijvoorbeeld ook als Jeanne Grieve, onze trainer, op een goede dag haar klasje uitnodigt om ‘s avonds bij haar thuis te komen eten. Rosie is daarbij vanharte welkom.
Binnen deze sociale bubbel is het des te wranger wanneer blijkt dat er een reorganisatie op handen is waarbij een deel van het personeel moet afvloeien. Ik ben er getuige van dat ‘s ochtends werknemers worden opgewacht met de mededeling dat ze direct hun werkplek moeten ontruimen. De stemming is geladen en bij het afscheid vallen sommigen elkaar met tranen in de ogen in de armen. ‘s Avonds bij het dinertje bij Jeanne ontmoeten we een paar van de collega’s die die dag ontslagen zijn. De stemming is er een van gelaten rouw, maar saamhorig en hartverwarmend.
M’n zwaarbevochten certificaat bij Jeanne Grieve.
Terwijl ik doordeweeks ‘druk’ ben met de cursus vult Rosie haar agenda naar eigen inzicht. Dit varieert van een bezoek aan The Christian Science Publishing Society voor het vanbinnen bezichtigen van de ‘Stained-glass globe’, tot deelname aan de Black Heritage Trail of een bezoek aan een kapsalon die ervaring heeft met afro-american-hair, iets wat we in Nederland en zeker in Haarlem niet kennen.
‘s Avonds gaan we regelmatig uiteten in bijvoorbeeld de Daisy Buchanan’s, een Thais restaurant om de hoek of in een pizzeria waar we er getuige van zijn hoe iemand per brancard wordt afgevoerd.
Of we eten ‘thuis’ en kletsen dan gezellig bij met de mensen van het Lenox. Ook hier merken we hoe sterk Amerikanen voor hun sociale contacten zijn aangewezen op hun werkomgeving; in de twee weken logeren delen we het lief en leed van ‘the Family’. Dit leidt tot mooie en openhartige gesprekken die soms toch ook wel verbazen.
Zo werkt hier een meisje die in haar jonge leven al veel van de wereld heeft gezien en zelfs drie jaar in West-Duitsland heeft gewoond. Zij vertrouwt ons toe ‘Yeah I’ve seen a lot, done a lot. But in the end you’re always thankfull to be back home in The States, ’cause that’s the only land of real hope and freedom‘.
In de vrije weekenden ‘doen’ we één van de Trolley Tours door de stad, alsook een bezoek aan het Isabella Stewart Gardner Museum, waar een jaar geleden nog een flink aantal Rembrandts en andere Hollandse Meesters zijn gestolen.
Een bezoek aan ‘Cheers‘ valt tegen, we weigeren de toegang te betalen die daar wordt gevraagd vanwege de commercie die er heeft toegeslagen. Een ritje met de auto naar het nabije Cape Cod dan maar, het vakantieverblijf van de Kennedies? Bij aankomst stappen we toch maar niet uit de auto en maken we meteen rechtsomkeert omdat we de aanblik van de de dorpjes met hun ‘New England Colonial Style‘ erg benauwend vinden.
Wat dat betreft zijn ons bezoek aan Harvard en Harvard Square, en onze wandelingen door de oude victoriaanse wijken van de stad veel aangenamer. We maken kennis met peanut-icecream en het grillige klimaat van Boston.
Zo komen we bij onze verkenningen op een koude middag een paar Nederlanders (uiteraard) tegen in korte broek. Blijkbaar hebben die ‘s morgens het weerbericht gemist (waarin ik overigens voor het eerst kennismaak met de term ‘wind chill factor’). Daarin is aangekondigd dat vandaag, door het draaien van de wind vanaf de pool, de temperatuur in enkele uren zal zakken met ruim twintig graden. Dezelfde kou overigens die mensen op de Boston Common – het oudste park in de VS – er niet van weerhouden te demonstreren tegen de invasie in Koeweit door een internationale coalitie onder leiding van de VS om de bezetting door Irak ongedaan te maken.
Als we de laatste dag op onze hotelkamer overleggen hoe we de avond gaan besteden worden we abrupt gebeld. Het is GvdH (hoofd systeembeheer) die zich op dat moment met HG (systeemredacteur) bevindt in de pianobar van het hotel. Ik wist al dat beiden in Boston aan de aanstaande krantenbeurs zouden deelnemen maar had de ijdele hoop hen niet te treffen.
Al met al volgt er nog een (best gezellige) avond waarna we met een Nederlands krantengezelschap eindigen bij het nu nog beroemde maar in 2013 gesloten Hill Top Steak House.
De kolossale steaks die daar worden gereserveerd kunnen mij en zeker Rosie als vegetariër maar matig imponeren; alle maaltijden van de voorgaande weken waren immers volumineus. Na afloop, op weg naar ons hotel voor de laatste overnachting passeren we nog Fenway Park, het legendarische stadion van de Boston Red Sox.
Op de derde zaterdag van ons verblijf is het tijd om afscheid te nemen; ‘s Morgens nemen we de trein naar New York. Bye bye Boston, ik zal met met warmte aan je blijven terugdenken.